Preek 21e zondag na Pinksteren

Vergeef ons onze schuld, zoals ook wij vergeven

De dienaar wordt voor de koning gebracht, de dienaar wordt voor God gebracht. Een dagelijkse situatie tot het einde der tijden als God wederkomt om te oordelen. Als je je geweten onderzoekt en je weet dat je fout bent, is de perfecte houding je te gedragen tegenover God zoals de dienaar in eerste instantie doet. Zowel in een persoonlijke schuldbelijdenis als bij de biecht wordt je als christen geacht zo te handelen als je je zonde en de daardoor ontstane schuld inziet. Die dienaar draalt er niet omheen, hij erkent schuld. Hij is zich ervan bewust dat hij die schuld niet kan afbetalen. Hij vraagt om kwijtschelding. En hij doet dat op een nederige wijze: hij knielt neer en smeekt om geduld. Hij heeft het goede voornemen om de schuld te voldoen.

Hoe staat God tegenover dit alles. Christus vertelt dat aan de hand van een koning. God, de koning is geen watje die zomaar alles vergeeft. In de zin van een inclusiviteit, iedereen hoort erbij en het maakt niet uit wat je doet. Grote stukken van waarheden uit het evangelie van alleen al van vandaag worden overgeslagen. God roept je immers ter verantwoording als je Hem te weinig eer hebt gegeven in je leven. Elke keer weer. En omdat je tekort geschoten bent, wil Hij je verkopen, wil Hij van je af, wil  Hij dat je uit zijn  ogen verdwijnt. In eeuwigheid zou dit de hel betekenen. God staat in zijn recht, Hij mag gehoorzaamheid eisen van zijn schepselen die Hij gemaakt

heeft met als doel om Hem te eren en de aarde te beheren, die Hij verlost heeft en die Hij geïnspireerd heeft met zijn Heilige Geest. Dus zonder bekering, zonder belijdenis, zonder goede voornemens van de dienaar, zou het verhaal afgelopen zijn voor hem.

De koning van deze parabel vandaag, is ook barmhartig, krijgt medelijden en vergeeft de zonde en scheldt de schuld kwijt na de bekering van de dienaar.

Maar daarna gaat het mis met de dienaar. De dienaar vergeeft de schulden van zijn mededienaar niet na zijn belijdenis en grijpt hem naar de keel en laat hem in de gevangenis werpen. Als dat voor God gebracht wordt dan veroordeelt God de dienaar alsnog. De dienaar had moeten vergeven en daarin God moeten navolgen. Christus heeft er een bede in het Onze Vader van opgenomen: vergeeft ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven of aan onze schuldenaren vergeven.

Kunnen we dat, schulden van anderen vergeven. Zeventig maal zeven maal, altijd weer. De Navolging van Christus zegt daarover: “Zeg niet: ja maar, van zo iemand wens ik dat niet te nemen, maar: van een ander kan ik dat best hebben en zal ik beschouwen als mijn lot. Maar onverschillig van welk schepsel de tegenslag komt of hoeveel of hoe vaak, neem alles in dank uit Gods hand aan en acht het grote winst. Bij God immers kan ook het minste wat men voor Hem lijdt niet zonder verdienste blijven. Zonder strijd kan je niet komen tot de bekroning van het geduld.” Aldus de Navolging van Christus.

Dus je medemens verdragen, niet naar de keel grijpen, geen boosaardige gezindheid ontwikkelen.

Maar als een ander een schuld aan jou heeft, dan heb jij toch een recht op hem. Zomaar alles goedvinden dan en als een watje zijn? Nee, net als God van jou mag opeisen waar Hij recht op heeft, mag ook jij je rechten opeisen. Maar van jouw zijde gezien: hoe vast zit jij aan je rechten en aan spullen? Kan je het afgeven aan God? Hoe vast zit je aan aanzien vast als een ander je vernederd heeft door kleineringen? Dat bedoelt de Navolging van Christus: neem deze situatie die God toelaat uit dankbaarheid aan omdat het een gelegenheid is aan je eigen heiligheid te werken.

Voor wat betreft je medemens die jou iets schuldig is. Wat dient je basishouding te zijn? Wat laat de koning in de parabel zien. Hij scheldt de schulden kwijt omdat de dienaar zich bekeert, zich nederig tot Hem keert. Maar stel dat de ander geen schuld bekent, wat is dan je basishouding? Je gezindheid? Dat moet dan een vergevingsgezindheid zijn. En waarom is dat zo belangrijk, waarom zouden wij dat zelf ook wel willen, dat God en anderen in potentie vergevingsgezind zijn tegenover ons? Omdat je dan vrijgesproken wordt van schulden. Omdat schulden niet onnodig tussen jou en de kerkgemeenschap blijven staan. Omdat je dan niet geïsoleerd wordt, niet afgezonderd wordt. Omdat je weer kansen krijgt en in de gemeenschap opgenomen kunt worden.

Vervolgens. Wanneer ging het fout met de dienaar. Op het moment dat hij zijn mededienaar ontmoet. Hij grijpt die naar de keel. Hij flipt helemaal. In ongecontroleerde toorn ontstoken. Een zeer heftige reactie, onproportioneel met afschuwelijke gevolgen en uitsluiting van een mededienaar die in de gevangenis beland.

Hoe kan dat, zo’n boosaardige reactie? Het gebeurt zoveel. We zullen zulke uitbarstingen toch wel herkennen, bij onszelf, wereldwijd?

De eerste lezing gaat over een andere vorst dan de koning uit het evangelie. Het gaat over een vorst, een macht, een wereldbeheerser der duisternis en het gaat over boze geesten in de lucht. Duisternis, geest, dus onzichtbaar. Macht, dus wel machtig. Vorst, wereldbeheerser dus wel met een rijk. En deze onzichtbare vijand, hij heeft een naam, de duivel, richt alle krachten op de ondergang van de christen. Hij gebruikt daarvoor ondergeschikten die net als de engelen ook in rangen verdeeld zijn. De catechismus van Trente zegt: “Woorden zijn niet in staat de wrede tirannie uit te drukken die de duivel uitoefent over degenen die God’s zachte juk van zich afgegooid hebben en de liefdesbond met God verbroken hebben.” De onzichtbare vijand wil de dienaren van God binnen zijn rijk trekken en valt ze aan. De les van vandaag spreekt van listige aanvallen en het schieten met gloeiende pijlen. Dienaren van de Heer merken die aanvallen en pijlen op als ze in plotselinge en hevige woede ontsteken en er in  blijven steken. De apostel Paulus leert ons vandaag hoe je je tegen die onzichtbare machtige vijand moet verdedigen. Hij heeft het over zoeken: naar sterkte in de Heer. Hij heeft het over aantrekken van en grijpen naar: de wapenrusting Gods. Hij heeft het over een vasthouden: aan het schild van het geloof waarmee je alle gloeiende pijlen van de boze vijand kunt doven. Dit is geen poëzie van een watje. Dit is oorlogstaal. Een woordgebruik over een totale wapenrustig voor het zichtbare lichaam als parallel voor onzichtbare wapenrusting voor bescherming van morele waarden en geloof.

Prachtig en duidelijk worden vandaag in evangelie en les geschilderd het rijk van God dat stand moet houden. Waar God Heer en koning is. Waar jij soldaat bent, in een

strijdende kerk, en waar je aangevallen wordt, zich uitend in plotselinge onevenredige kwaadheid en een neiging tot een blijvende wrakende gezindheid waarbij je mensen naar de keel grijpt en in gevangenissen wilt gooien. In plaats van een open vergevende gezindheid te hebben voor het geval mededienaren van de Heer zich berouwvol tot je keren. Niet alleen op eigen kracht is de goede gezindheid te krijgen en de onevenredige boosheid te voorkomen. De vorst der duisternis die ons aanvalt is te machtig. Tegen deze onzichtbare vorst gaat je strijd zegt Paulus. Grijpen we daarom naar de wapenrusting Gods, de Heer, de Communie, de waarheid van het Credo, het Evangelie van de vrede en de sterkte in de Heer in de Communie. Amen.